Dienst van SURF
© 2025 SURF
Op HKU werken we aan maakonderzoek. Maakonderzoek speelt zich af in de context van artistieke en creatieve maakpraktijken, zoals die van een ontwerper, een componist of een beeldende kunstenaar. Welke rol en functie heeft onderzoek in deze praktijken? Hoe wordt onderzoek voor, door of naar maken gedaan? En welke kennis levert dat op, die met en voor de makers kan worden ontsloten? Hoe kan kennisvorming, ook in het onderwijs, ontstaan? In deze bijdrage schetsen we vormen van maakonderzoek, en geven we voorbeelden van maakonderzoek in maakonderwijs. We leggen daarbij enkele dilemma’s voor, die relevant zijn voor iedereen die practitioners opleidt.
Theaterauteurs schrijven hun stukken steeds vaker niet meer louter achter de computer of in de afzondering van hun zolderkamer. Ze halen overal en nergens hun ideeën, inspiratie en teksten vandaan en ontwikkelen hele nieuwe vormen om toneelstukken in directe samenwerking met de acteurs, regisseurs, vormgevers en dramaturgen te ontwikkelen. Zo schrijft de een op basis van interviews en gebruikt de ander improvisatiemateriaal van de spelers. Ze schrijven op en aan de rand van de theatervloer.Net zoals theaterteksten in de laatste jaren een stormachtige ontwikkeling hebben doorgemaakt, zo is er in het theater ook een ander schrijfproces ontstaan. Aan de hand van zeven hedendaagse gerenommeerde theaterauteurs (Gerardjan Rijnders, Arne Sierens, Adelheid Roosen, Jos Bours,Rob de Graaf, Oscar van Woensel en René Pollesch) wordt onderzocht welke schrijfstrategieën en -technieken de toneelschrijver als theatermaker kan hanteren tijdens het schrijfproces.Daniela Moosmann (1961) studeerde in 1990 af aan de School voor Nieuwe Dansontwikkeling van de Amster- damse Hogeschool voor de Kunsten als uitvoerend danser en docent nieuwe dans, en in 2001 als schrijver en docent literaire vorming aan de faculteit Theater van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.In 2005 haalde ze bij de Professional School of the Arts Utrecht haar Master of Arts Theaterdramaturgie. Sinds 1992 is ze als docent verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Ze schrijft voor theater en geeft les in drama- schrijven en in dramaturgie.
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
In de schoonmaakbranche is de werkdruk hoog . Hierdoor worden gebouwen dagelijks niet goed genoeg schoongemaakt. Er heerst krapte op de arbeidsmarkt. Schoonmaakwerk is vooral handmatig werk en is ook zwaar werk. De schoonmaakbranche is dringend op zoek naar technologische oplossingen die het werk in de toekomst kunnen verlichten. Eén van die technologische oplossingen is de introductie van schoonmaakrobots , die op dit moment mondjesmaat op de markt worden gebracht. Schoonmaakorganisaties weten nog niet goed hoe deze robots efficiënt in te zetten, het vergt nog veel tijd om ze te kunnen gebruiken en schoonmaakmedewerkers zijn terughoudend om ermee te werken. Het project Assisted Cleaning Robots (ACR) richt zich op de volgende onderzoeksvraag: “hoe integreer je robottechnologie in het werkproces in de schoonmaakbranche, zodat een robot enerzijds zo optimaal mogelijk het werkproces ondersteunt, en anderzijds zo optimaal mogelijk met de mens samenwerkt.” Wat hierin optimaal is en hoe dit gemeten kan worden, is onderdeel van het onderzoek en is afhankelijk van de technologische mogelijkheden, de mensen die er mee werken, en de werkomgeving. In dit project werken Fontys Hogeschool Engineering, Fontys Hogeschool Techniek & Logistiek en de Haagse Hogeschool samen met schoonmaakorganisaties CSU en Hectas en andere bedrijven (toeleveranciers van schoonmaakrobots als ontwikkelaars), nationaal samenwerkingsverband Holland Robotics en brancheorganisatie Schoonmakend Nederland. Dit project kent een looptijd van twee jaar en gaat van start op 1 november 2021. In dit project worden nieuwe schoonmaakprocessen gedefinieerd en wordt op basis van deze processen technologie ontwikkeld (waar doorgaans eerst een nieuw product wordt ontwikkeld en daarna pas gekeken naar hoe dit product in te zetten). In dit project staat de mens die met de technologie in het proces moet gaan werken centraal. De technologie en het proces worden gevalideerd middels praktijktests met de betrokken schoonmaakorganisaties, op representatieve locaties. Hieruit worden lessen getrokken voor verbeteringen.
Het tweejarige postdoc onderzoeksproject Common Ground gaat de verschillende soorten onderzoeksmethodologie verkennen die op HKU in praktijk gebracht worden, deze in een samenhangend kader en visie vatten en verder ontwikkelen tot een ontwerpmethode, in de context en het discours van artistiek onderzoek. Dat omvat het onderzoek van lectoraten en andere onderzoeksprogramma’s en de pedagogiek van onderzoeksbegeleiding van studenten op methodologisch niveau begeleiden. De hypothese is dat de kwaliteit van onderzoeksprocessen, -uitkomsten en -impact door een geavanceerde benadering van onderzoeksontwerp in de kunsten aanzienlijk verhoogd kan worden. Dit betekent niet om alle verschillende benaderingen tot één manier van onderzoek doen samen te brengen . Het gaat om het ontwikkelen van een gedeelde visie over het ontwerp van onderzoeksmethodologie, baserend op de gehele visie van HKU op onderzoek. Het project zal in vier fasen uitgevoerd worden: • conceptueel-ethisch-filosofische kadering, • ontwikkeling van een methodologisch model en • inbedding in het onderzoek op de HKU • kennisdeling/disseminatie Dit gebeurt door middel van gesprekken/interviews, observatie, theoretische reflectie en de praktijk van de postdoc zelf: dit betreft zowel zijn onderwijs- en begeleidingspraktijk, als zijn artistieke onderzoekspraktijk in het project In Search of Stories van het lectoraat Performatieve Maakprocessen en actieve deelname aan de Werkplaats Muzische Professionalisering. Alle activiteiten van dit project zullen gebruik maken van het netwerk binnen de HKU. De postdoc leidt dit proces, maar werkt geenszins alleen: Hij werkt samen met de betrokken docenten en onderzoeksbegeleiders op de diverse opleidingen, CvOI en de HKU onderzoekseenheid , waaronder ook de andere postdoc onderzoeker op het gebied van Methodologie Maakonderzoek. De primaire relevantie en impact van het project ligt in de manier waarop onderzoek wordt aangepakt en uitgevoerd en op het gebied van de didactiek van onderzoeksmethodologie. Dit geldt voor de context van HKU en tegelijkertijd voor het breder (inter)nationaal kennisdomein.
Het projectvoorstel Kennisdeling creatieve maakprocessen Mediamakers is tot stand gekomen in samenspraak met vier mediamakers. Het project beoogt om vanuit het ontwikkelen van kennis door de makers zelf te komen tot kennisdeling vanuit het per-spectief van de maker, op een manier die past bij de manieren van werken in de maak-praktijk. Belangrijk hierbij is onder meer om te komen tot een soort van ‘economie’ waarbij de investeringen van de makers in kennisontwikkeling en -deling voelbaar terugvloeien naar de maakpraktijk. Professionalisering is nodig omdat mediamakers, net als andere practitioners in de creatieve werkvelden, steeds duidelijker moeten kunnen communiceren met derden over hun manier van werken. De doelen van het project zijn de professionalisering van de betrokken mediamakers op het gebied van maakonderzoek, een bijdrage leveren aan de opbouw van kennis over mediamaakpro-cessen vanuit het perspectief van de makers en een bijdrage leveren aan de opbouw van kennis over de opzet van maakonderzoek dat aansluit bij de dagelijkse praktijk van makers.