Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Doel van dit onderzoek is inzicht te verwerven in de mogelijke meerwaarde van studie of stage in het buitenland voor de ontwikkeling van de internationale competenties van studenten en de voorwaarden en factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van deze competenties. De hypothese daarbij is dat een verblijf in het buitenland om redenen van studie of stage inderdaad een bijdrage kan leveren aan deze ontwikkeling
Dit hoofdstuk beschrijft acht fundamentele problemen, die zich voordoen als men competenties, in de betekenis die gangbare definities aan dit begrip verlenen, probeert te meten in het onderwijs. Uit het betoog vloeit een dilemma voort: we kunnen niet meten wat we in competentiegericht onderwijs zouden willen meten. Wat we wel kunnen meten, zijn geen 'echte' competenties. Uit dit dilemma wordt een uitweg gezocht.
In 2050 wil Nederland volledig circulair zijn, gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen en energie in de verschillende schakels van de productieketen. Er zullen kansen voor circulaire bedrijfsvoering ontstaan en dat gaat niet alleen over innovatieve technologie. Meerwaarde zit ook in samenwerking van de diverse actoren binnen waardenketens in een circulaire maatschappij. Draagvlak bij bedrijven, regionale stakeholders en consumenten voor circulair denken en handelen is van cruciaal belang. Dit resulteert in een uitdaging om multidisciplinair een bijdrage te leveren aan circulaire economie. Niet alleen vanuit technische oplossingen maar ook vanuit een sociaaleconomisch perspectief. De doelstelling van het postdoc onderzoek is het opzetten van een programmalijn meervoudige waardecreatie en employability met focus op twee aspecten: inzicht in businessmodellen en human capital voor een circulaire transitie van een bedrijf. Circulaire economie biedt bedrijven nieuwe kansen maar roept ook vragen op rondom de aansluiting van bestaande businessmodellen. Circulaire economie komt alleen tot stand in een proces van transitie. Niet alleen zullen bedrijven op een andere manier moeten omgaan met materialen en producten, maar ook marktproposities, employabilitybeleid, bewustwording en samenwerkingsvormen moeten veranderen om de transitie naar een circulaire economie te laten slagen. Circulaire economie vraagt om een mindset, businessmodellen, waardeketens en circulaire competenties die de technische innovatie versterken. Om deze transitie te realiseren is een nieuw perspectief op de regionale human capital agenda noodzakelijk. Het betreft onderwijsketens (mbo, hbo en wo) in technologie, economie en business, maar ook ‘leven lang leren’ arrangementen. De programmalijn meervoudige waardecreatie en employability richt zich op de Limburgse regio, in het bijzonder op de ambities rondom de Brightlands Chemelot Campus en zal bijdragen aan een ontbrekend onderdeel in een real life lab omgeving, met het ontwikkelen en valideren van een businessmodel en human capital die nodig zijn voor de circulaire transitie van een onderneming.
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.
De urgente maatschappelijke uitdagingen m.b.t. de reductie van CO2 emissies vraagt om een grootschalige en versnellende aanpak van de renovatie van bestaande woningen op wijkniveau. De digitalisering in de bouw wordt hierbij als de belangrijkste katalysator beschouwd. De wijkgerichte aanpak vraagt om de betrokkenheid van de hele bouwkolom. De noodzakelijke overlappende aanpak van meerdere wijken tegelijkertijd maakt een efficiënte werkwijze nodig. Hiervoor zijn (nog) geen digitale omgevingen beschikbaar voor data inwinning en beheer om ontwerp, bouw en exploitatie van de nieuwe energie infrastructuur te faciliteren. Dit project heeft als doel een prototype voor een digitale omgeving, Digital Twin, te ontwikkelen en in twee pilot wijken te testen. Dit betreffen De Nijverheid (Hengelo, OV) en Twekkelerveld (Enschede). Aanvullend worden in de praktijk gevraagde kennis en competentiesets in kaart gebracht op MBO, HBO en WO niveau, beschikbare opleidingen geïnventariseerd en een voorstel uitgewerkt om deze doelgericht beter aan elkaar te laten aansluiten. De activiteiten worden in het in oprichting zijnde Fieldlab Digitalisering Energietransitie Twente (FidetT) gebundeld en in samenwerking met het werkveld geoperationaliseerd.