De Nederlandse melkveehouderij is op zoek naar regionaal geproduceerd eiwit voor het vervangen van onder andere soja-importen uit Z-Amerika. Deze haalbaarheidsstudie onderzoekt een ontwerp voor een circulaire melkveehouderij waar regionaal eiwit geproduceerd wordt met Ulva-zeewierteelt (Zeagricultuur) op basis van alle mest van het eigen bedrijf en het ontbrekende eiwit aangevuld wordt met eiwit uit grasklaverteelt. Het resultaat van deze studie is een circulair ontwerp voor sojavrije, kunstmestvrije, stikstof-emissieloos en natuurinclusieve melkveehouderij die gezonde en smakelijke melk produceert.
Een gemiddelde Nederlandse melkveehouderij bezit 100 melkkoeien en heeft een areaal van circa 58 hectare per bedrijf. De gemiddelde voedersamenstelling heeft 16-17% eiwit en bevat circa 7,5% sojaschroot. met 43% eiwitgehalte. Dit bedrijf legt beslag op een soja-areaal van 25 hectare in Z-Amerika waarop ooit bos en regenwoud heeft gestaan.
Dit soja-areaal kan met Ulva-zeagricultuur volledig vervangen worden waarbij tevens alle mestdigestaat van de melkveehouderij circulair gebruikt wordt voor Ulva-eiwitproductie voor veevoeder. Ontbrekend eiwit wordt aangevuld met kunstmestvrije grasklaver teelt. Ulva-biomassa productie kan, volgens literatuuropgave, tussen de 13 en 45 ton drogestof per jaar per hectare zijn met een eiwitproductie van 3 tot 10 ton per hectare per jaar.
Een gemiddeld melkveebedrijf van 100 koeien kan op 45 hectare Ulva zeagricultuur en grasklaver teelt volledig zelfvoorzienend zijn met eiwit en volledig circulair met stikstof: een melkveehouderij zonder soja, zonder kunstmest, zonder mestoverschotten, met daarbij ruimte voor nieuwe natuur en gesloten kringlopen!
Het Zeagricultuur-project onderzoekt de mogelijke Ulva-biomassa en eiwitproductie gedurende een groeiseizoen onder veldpraktijkcondities en de Ulva-voederwaarde voor melkvee. Het Zeagricultuur-project geeft deelnemende partners North Seaweed en CIV Offshore & Shipping inzicht in de technische, financiële en ecologische haalbaarheid van Zeagricultuur en daarmee mogelijkheid verdere investeringen in hun business-case kwantitatief te onderbouwen om daarmee afgewogen beslissingen te kunnen nemen.