Hoe betrek je als professional naasten bij een cliënt die dak- en thuisloos is? Welke doelen kan je daarmee
bereiken? Hoe werk je samen met het netwerk? Welke vaardigheden en kennis heb je nodig om naasten te
ondersteunen? En hoe werkt dat in verschillende stedelijke contexten? Hogeschool Inholland, de
Hogeschool van Amsterdam en het onderzoeksbureau van HVO-Querido onderzochten hoe opvangorganisaties in Amsterdam en Haarlem werken aan netwerkondersteuning van mensen die dakloos zijn.
Het belang van netwerkondersteuning komt duidelijk naar voren uit het onderzoek. Sociale verbondenheid is
een psychologische basisbehoefte en beschermt tegen psychische, sociale en fysieke problemen. Het
netwerk van dakloze mensen is vaak klein en beschadigd. Een deel van de mensen die dakloos was, raakt
opnieuw dakloos, (mede) door eenzaamheid. Het versterken van het netwerk draagt daarom bij aan het
terugdringen van hernieuwde dakloosheid. In het onderzoek komen veel voorbeelden aan bod van meer
verbondenheid en praktische en emotionele steun, als gevolg van een grotere betrokkenheid van en
samenwerking met sociaal netwerk. Werken aan netwerkondersteuning is een waardevolle aanvulling in de
maatschappelijke opvang.
Met een knipoog naar Housing First heet dit onderzoek Social network First? In de praktijk is
netwerkondersteuning zelden een alternatief voor opvang en ondersteuning naar huisvesting. De netwerken
van dakloze mensen zijn fragiel, hun problemen groot en randvoorwaarden ingewikkeld. De uitdagingen die
netwerkondersteuners tegenkomen zijn niet uniek, in andere onderzoeken zien we vergelijkbare
vraagstukken. Tegelijk zagen we in ons onderzoek dat steeds meer professionals overtuigd zijn van de
werkwijze, zij zich meer handelingsbekwaam voelen en netwerken actiever betrokken worden bij de
hulpverlening. Het onderzoek beschrijft praktische interventies en organisatorische randvoorwaarden.
Voor de komende jaren is de uitdaging voor betrokkenen om netwerkondersteuning te borgen in de reguliere
werkwijze en in te gaan passen in de werkprocessen en systemen. Dit onderzoek levert daar een bijdrage
aan.
Het afgelopen decennium is het aantal daklozen in Nederland verdubbeld tot ruim 36.000 in 2020. Deze mensen leven in een extreme vorm van bestaansonzekerheid, waarbij basale levensvoorwaarden als eten, drinken, toegang tot sanitair en een slaapplek niet vanzelfsprekend zijn. De bestaande aanpak van het daklozenvraagstuk – ook wel ‘housing first’ genoemd – richt zich op het vinden van opvang of reguliere woonruimte. De plek waar daklozen terecht kunnen voor tijdelijk onderdak en voor begeleiding – de Maatschappelijke Opvang (MO) – kent momenteel echter lange wachtlijsten. In grote steden moeten veel daklozen 1 tot 2 jaar wachten op opvang.
Om daklozen toch de hulp te bieden die zij nodig hebben, zoeken gemeenten, MO-organisaties en sociaal professionals naar aanvullingen op ‘housing first’ aanpak. Zo bieden MO-organisaties in Amsterdam en Haarlem, in samenwerking met de gemeente, de uit de langdurige Geestelijke Gezondheidszorg afkomstige Resource-methode aan bij daklozen die op de wachtlijst staan voor opvang. Deze methode is gericht op het samen met de dakloze vormen van een steungroep van mensen uit het formele hulpverleningsnetwerk en informele deelnemers, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en (oud-)collega’s. Bij mensen die hulp krijgen vanuit de GGZ leidt het aanbieden van de Resource-methode tot een sterker sociaal netwerk en meer eigen regie. De vraag is nu of en hoe de methode werkt bij dak- en thuislozen, en welke kennis, vaardigheden, attituden en facilitering sociaal professionals in de MO nodig hebben om steungroepen te vormen en samen met de dakloze en de steungroep te werken aan de eigen regie van de dakloze. Dit is wat in dit onderzoeksproject, getiteld ‘Social Network First?’, wordt onderzocht.