Inclusief onderwijs wordt internationaal gezien als onderwijs dat recht doet aan kansengelijkheid voor álle leerlingen (Ainscow, 2020). In nederland zijn er, op weg naar inclusief onderwijs, diverse initiatieven en experimenten te vinden in scholen en samenwerkingsverbanden. Het rapport “Werkagenda Route naar Inclusief Onderwijs” van maart 2023 geeft aan dat, omdat de diversiteit onder leerlingen groot is, scholen meer tegemoet moeten komen aan de diverse ontwikkelbehoeften van leerlingen door bijvoorbeeld leerpaden en lessen te flexibiliseren. De flexibiliteit zit onder meer in variatie in leervormen, tempo, duur en individueel of samen werken. Ook de plaats waar de leerling leert varieert, van school, af en toe op een speciale plek of af en toe thuis. Van den Berg (2020) stelt dat de principes van gelijkheid (zoals doelen, leerstof, toetsing) en gelijktijdigheid (zoals tijdstippen en duur van de lessen) moeten worden afgebouwd bij het werken aan inclusief onderwijs. De route naar inclusief onderwijs wordt steeds meer gezien als een proces van onderwijs- én schoolontwikkeling (Schuman in Sardes, 2020). Leerkrachten lopen aan tegen de grenzen van het eigen onderwijs in tijd, ruimte, toetsen en doelen. Ze lopen tegen een systeem aan dat georganiseerd is in jaarklassen of units en gericht is op het nivelleren van verschillen door standaardisering en het meten van gelijke uitkomsten. Leerkrachten willen bijdragen aan inclusief onderwijs maar zijn nog onvoldoende toegerust om flexibel om te gaan met de barrières die het onderwijssysteem zichzelf heeft opgelegd.De uitdaging zit erin hoe te komen tot het inclusief organiseren van het onderwijs.
Dit PD traject bij aan het grote systemische vraagstuk naar het “hoe” van inclusief onderwijs. Door het werken aan en het delen van effectieve praktijken wordt samen met medewerkers, schoolleiders en bestuurders een antwoord gevonden op de vraag hoe inclusiever onderwijs ingebed, geborgd en in leven gehouden kan worden in de organisatie.