Robots worden steeds meer ingezet in het onderwijs. Maar de motivatie van kinderen om met een robot te interacteren, verdwijnt vaak zodra de nieuwigheid eraf is. Hierdoor zijn leereffecten maar van korte duur. Een duurzamere motivatie voor kinderen om te blijven interacteren zou kunnen zijn dat ze een betekenisvolle relatie met een robot voelen. Dit KIEM project onderzocht welke relatievormingsfactoren in de praktijk toepasbaar zijn en hoe robot-kind-relatievorming gemeten kan worden, zodat we hiermee het effect van robots – en daarmee de meerwaarde voor het onderwijs – kunnen vergroten.
De diverse workshops met robotsoftwareontwikkelaars, aanbieders van robotlesprogramma’s, leraren, pedagogische experts en onderzoekers hebben geleid tot nieuwe inzichten die vertaald zijn naar een opportunity map en meetinstrumenten (zie: https://hemdmissies.nl). De opportunity map geeft de praktijk inzicht in ontwerpfactoren die potentieel robot-kind-relaties stimuleren, en de barrières en kansen op dit vlak. De praktijk vond vooral de “emotionele” aspecten van de interactie belangrijk, in het bijzonder hoe een robot de emotionele behoeftes van een kind vervult. Persoonlijke afstemming is eveneens belangrijk, maar vereist verdere doorontwikkeling van kunstmatige intelligentie.
Bij de ontwikkeling van de meetinstrumenten is specifiek gefocust op de metingen die nog misten. Omdat relatievorming zich kenmerkt door “wederkerigheid”, wilde de praktijk meer aandacht voor wat een kind voor een robot kan betekenen (bijv. sociale steun). Ook wilde de praktijk meer specifieke kind-factormetingen (bijv. nieuwsgierigheid, fantasievermogen). Relatievormingsmetingen mogen echter niet ten koste gaan van het onderwijs, zijn bij voorkeur speels en houden rekening met de beperkte reflectieve en verbale vaardigheden van kinderen. Hoewel gepilot in het basisonderwijs, moeten de nieuwe meetinstrumenten nog verder doorontwikkeld worden.
Samenvattend lijkt het erop dat wetenschap én praktijk het belang inzien van robot-kind-relatievorming en dat deze plaatsvindt wanneer kinderen een langere periode met de robot interacteren. Wel moet nog meer getest worden met de verschillende (nieuwe) relatievormingsfactoren en meetinstrumenten.
Het belang van robots in het onderwijs groeit. Robots dragen bij aan leerondersteuning, werkdrukvermindering en bereiden kinderen voor op een samenleving waarin robots een steeds grotere rol spelen. Toch lijkt grootschalige adoptie uit te blijven. Na een kortdurende periode van enthousiasme, verdwijnt de robot vaak in de kast. Terwijl de potentie juist zit in het blijven leren met robots. De motivatie van kinderen hangt samen met de relatie die ze met de robot kunnen opbouwen. Door deze relatievorming beter te begrijpen en te stimuleren, kan de motivatie worden behouden en toenemen. Onderzoek biedt echter weinig richtlijnen voor hoe robots in de praktijk relaties kunnen stimuleren. Er is behoefte aan een overzicht van relatievormingsfactoren die praktisch, technisch en financieel mogelijk zijn. Ook is behoefte aan instrumenten waarmee de relatievorming (en daarmee meerwaarde) eenvoudig in de praktijk gemeten en langdurig gemonitord kan worden.
Deze twee behoeftes uit de praktijk zijn vertaald naar twee concrete onderzoeksvragen die beantwoord worden binnen een interdisciplinair consortium bestaande uit robotbouwers/leveranciers, onderwijs- en jeugdspecialisten, en robot/AI/digitale media onderzoekers. De onderzoekers inventariseren de potentiële relatievormingsfactoren en meetinstrumenten om deze vervolgens in en met de praktijk te evalueren op praktische toepasbaarheid. De geselecteerde methoden worden vervolgens vertaald in een opportunity map met de potentiële relatievormingsfactoren voor de industrie, en een website met relatievormingsmeetinstrumenten voor de industrie, het onderwijs en onderzoek. De praktijkpartners kunnen met deze kennis de robots aanpassen en evalueren op het vermogen relaties te vormen, met als doel de meerwaarde van robots zichtbaar te maken en adoptie onder scholen te vergroten. Het streven is om met het nieuw gevormde consortium ook een vervolgaanvraag in te dienen waarin de relatievormingsfactoren toegepast worden in verschillende contexten, de meetinstrumenten gevalideerd worden, en relatievorming longitudinaal getoetst wordt.