Dienst van SURF
© 2025 SURF
De onderzoeksvragen die we met de vragenlijst wilden beantwoorden, waren: Hoe ervaren en waarderen de verschillende professionals, die werkzaam zijn binnen Heliomare onderwijs, de dienst Ambulante Begeleiding en Heliomare revalidatie, de samenwerking met collega's die eenzelfde functie/taak vervullen én de samenwerking met collega's die werkzaam zijn vanuit een andere discipline? Welke aspecten vinden zij belangrijk bij het samenwerken? Welke vaardigheden (competenties) vinden zij belangrijk bij het samenwerken? Verreweg de meeste respondenten vinden het belangrijk dat de collega's met wie zij samenwerken "het belang van de leerling vooropstellen" en dat zij "deskundig zijn". Het lijkt de moeite waard met elkaar te verkennen wat men precies bedoelt met het centraal stellen van de leerling en hoe men dit wil operationaliseren in het dagelijks werk. Welke rol zien betrokkenen hierbij weggelegd voor de leerling? De respondenten hebben aangegeven dat alle dertig competenties die hen voorgelegd zijn, belangrijk zijn om te komen tot een effectieve samenwerking met collega's uit andere disciplines. Echter, uit hun antwoorden kunnen we afleiden dat, wanneer ze gedwongen zijn een keuze te maken, zij toch bepaalde competenties zwaarder laten wegen dan andere.
Over het algemeen gaven de respondenten aan dat zij zowel waardering hebben voor, als waardering ervaren van collega's met wie zij samenwerken. Zij zijn ook tevreden over de samenwerking. Wanneer het gaat over de communicatie met collega's over leerlingen of over de informatieverstrekking aan elkaar, scoort 20-25% van de respondenten "Er tussen in", wat betekent: niet onvoldoende, maar ook niet voldoende. Hier lijkt ruimte voor verbetering. Wat betreft de samenwerking bij het maken van het handelingsplan, c.q. het begeleidingsplan, lijkt verbetering van de samenwerking op alle drie scholen noodzakelijk. De respondenten hebben aangegeven dat alle dertig competenties die hen voorgelegd zijn, belangrijk zijn om te komen tot een effectieve samenwerking met collega's uit andere disciplines. Echter, uit hun antwoorden kunnen we afleiden dat, wanneer ze gedwongen zijn een keuze te maken, zij toch bepaalde competenties zwaarder laten wegen dan andere.
Verschillende maatschappelijke veranderingen dwingen de bouwbranche tot innovaties. Ondanks de potentie op het vlak van circulariteit en duurzaamheid van 3D-printen met kunststoffen kent deze technologie nog nauwelijks toepassingen in de bouw. Redenen hiervoor zijn achterblijvende materiaaleigenschappen en het verschil in cultuur tussen de bouwwereld en kunststofverwerkende industrie. Het bedrijf Phidias, richt zich op innovatieve en creatieve vastgoedconcepten. Samen met Zuyd Hogeschool (Zuyd) willen zij onderzoek doen naar het printen van bouwelementen waarbij de meerwaarde van 3D-printen wordt gezien in het combineren van materiaaleigenschappen. Zuyd heeft afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van materialen voor 3D-printen (o.a. 2014-01-96 PRO). De volgende fase is de opgedane kennis toe te passen voor specifieke applicaties, in dit geval om de vraag van het MKB bedrijf Phidias te beantwoorden. Vanuit een ander MKB-bedrijf, MaukCC, ontwikkelaar van 3D printers, komt de vraag om de afstemming tussen materialen en hardware te optimaliseren. De combinatie van beide vragen uit het werkveld en de expertise bij Zuyd heeft geleid tot dit projectvoorstel. In deze pilotstudie ligt de focus voornamelijk op het 3D printen van één specifiek bouwkundig element met meerdere eigenschappen (bouwfysisch en constructief). De combinatie van eigenschappen wordt verkregen door gebruik te maken van twee (biobased) kunststoffen waarbij tevens een variatie wordt aangebracht in de geprinte structuren. Op deze manier kunnen grondstoffen worden gespaard. Het onderzoek sluit aan bij twee zwaartepunten van Zuyd, namelijk “Transitie naar een duurzaam gebouwde omgeving” en “Life science & materials”. De interdisciplinaire aanpak, op het grensvlak van de lectoraten “Material Sciences” (Gino van Strydonck) en “Sustainable Energy in the Built Environment” (Zeger Vroon) staat garant voor innovatief onderzoek. Integratie van onderwijs en onderzoek vindt plaats door studenten samen met een coach (docent) en ervaren professional aan dit onderzoek te laten werken in Communities for Development (CfD’s).
BENEFIT staat voor: BedrijfsmodEl verandering, dyNamische capaciteiten & prestatiE-indicatoren in FysIoTherapie-organisaties. Fysiotherapie-organisaties zijn kleine zorgbedrijven die actief zijn in een gereguleerde markt. Ondanks het ontbreken van volledige ondernemersvrijheid, worden ze uitgedaagd slim en goed in te spelen op de veranderende vraag naar fysiotherapie en daarbij een gezonde bedrijfsvoering te voeren. Doel BENE-FIT het als doel kennis te verzamelen over capaciteiten die fysiotherapie-organisaties nodig hebben om de inrichting van hun bedrijf aan te kunnen passen aan de snel veranderende markt en zodoende hun bedrijfsprestaties te verbeteren. Resultaten BENE-FIT beoogt opbrengsten te creëren voor zowel de wetenschap, de praktijk en het onderwijs: Wetenschap: Met dit onderzoek wordt bijgedragen aan de kennis over ‘dynamische capaciteiten’ van eerstelijns zorgorganisaties, in het bijzonder fysiotherapie-organisaties, en de invloed van bedrijfsmodel verandering hierop. Praktijk: Dit onderzoek geeft eenduidigheid over de prestatie-indicatoren voor bedrijfsprestaties en dynamische capaciteiten van eerstelijns fysiotherapie-organisaties Praktijk: De kennis over de prestatie-indicatoren en de dynamische capaciteiten worden gebruikt om een tool te ontwikkelen die fysiotherapie-organisaties in staat stelt om hun bedrijfsprestaties te monitoren en dynamische capaciteiten toe te passen; Onderwijs: Dit project is een voorbeeld van interdisciplinair onderzoek, wat interdisciplinair onderwijs kan versterken. Met name cross-overs tussen het Institute for Finance and Accounting en het Instituut voor Bewegingsstudies zullen actief gelegd worden. Looptijd 01 april 2002 - 31 maart 2028 Aanpak Het onderzoek is opgedeeld in vier opeenvolgende stappen. Gestart wordt met een literatuuronderzoek naar prestatie-indicatoren voor bedrijfsprestaties van eerstelijns fysiotherapie-organisaties. Vervolgens wordt via interviews met eigenaren en managers van fysiotherapie-organisaties inzicht verkregen in capaciteiten die een organisatie nodig heeft om haar processen te integreren, bouwen en her-configureren (dynamische capaciteiten). Via het herhaald ondervragen van een grote groep fysiotherapie-organisaties over een periode van twee jaar willen we helder krijgen hoe de dynamische capaciteiten van een organisatie samenhangen met de bedrijfsprestaties van deze organisaties. De opgedane kennis verwerken we tot een hulpmiddel die fysiotherapie-organisaties kunnen inzetten in hun praktijkvoering. In de laatste deelstudie volgen we een klein aantal fysiotherapie-organisaties die het hulpmiddel gebruiken nauwgezet om erachter te komen of en hoe het hulpmiddel bijdraagt aan het verbeteren van bedrijfsprestaties van deze organisaties. Relevantie Fysiotherapie-organisaties spelen in potentie een belangrijke rol in het behoud van gezondheid van een grote groep mensen met (chronische) aandoeningen. Op dit moment ervaren ze druk om hun hoofd financieel boven water te houden én tegelijkertijd kwalitatief goede zorg te bieden. Inzicht, kennis en vaardigheden zijn nodig om fysiotherapie-organisaties te ondersteunen bij het optimaal inzetten van dynamische capaciteiten ten behoeve van hun bedrijfsprestaties. Op die manier kunnen ze hun potentiële voor de zorg van de toekomst waarmaken. Bovendien is de kennis die in dit onderzoek opgedaan wordt niet enkel toe te passen door fysiotherapie-organisaties, maar ook andere eerstelijns zorgbedrijven.
Fysiotherapeuten in de eerste-lijn ervaren problemen met het aanleren en verbeteren van bewegingen bij mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen. Er is namelijk relatief weinig bekend over hoe dit proces op maat kan worden vormgegeven in de praktijk. Voor mensen met neurologische en geriatrische aandoeningen is het van essentieel belang om bewegingen die zij ‘kwijt’ zijn opnieuw te leren zodat zij weer zelfstandig kunnen functioneren. Het aanleren en verbeteren van bewegingen, ook motorisch leren genoemd, is echter een complex proces, dat op veel verschillende manieren plaats kan vinden, maar waarbij altijd rekening moet worden gehouden met verschillende patiëntkenmerken (bijv. medische oorzaak, voorkeuren en persoonlijkheid). De huidige kennis op gebied van motorisch leren is vooral gericht op de theorie. Het doel van dit project is om fysiotherapeuten te helpen om deze grote hoeveelheid theoretische kennis en daarnaast de veelal standaard benaderingen te vertalen naar een goed onderbouwde gepersonaliseerde aanpak. Volgende onderzoeksvraag staat daarom centraal: Welke kennis en tools hebben fysiotherapeuten in de eerste-lijn nodig om motorische leerstrategieën gepersonaliseerd toe te passen om neurologische en geriatrische patiënten te ondersteunen bij het leren en verbeteren van dagelijkse bewegingen? Het project is onderverdeeld in drie werkpakketten. In werkpakket A zullen fysiotherapeuten, kennis toepassen en aanvullen en tools (door)ontwikkelen, evalueren en aanpassen (participatory user-centred design) in co-creatie met de patiënten, onderzoekers, docenten en studenten. Werkpakket B bestaat uit een procesevaluatie waarin het gebruik en de ervaringen met de nieuw opgedane kennis en ontwikkelde tools wordt geëvalueerd door fysiotherapeuten en patiënten. In werkpakket C wordt de potentiële maatschappelijke, economische en wetenschappelijke impact van de ontwikkelde kennis en tools bepaald (Business Model Canvas) en worden passende valorisatiestrategieën gekozen. De projectresultaten dragen bij aan de innovatiekracht binnen de fysiotherapie doordat zo veel mogelijk neurologische en geriatrische patiënten efficiënter en effectiever (opnieuw) leren bewegen.