Onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk zijn nauw met elkaar verbonden. Maar hoe weet je of je tijdens je opleiding voldoende kennis meekrijgt die je ook in de praktijk kunt toepassen? In de forensische zorg bleken opleidingen vaak tekort te schieten. Ruud van der Horst, expert in forensische zorg, vertelt over de uitdagingen binnen het vakgebied en zijn kijk op het hoger onderwijs. Hij is bezig met de ontwikkeling van een master forensische zorg en forensische zorg-onderwijs op associate degree-niveau, om zo kundigere professionals op te leiden voor deze uitdagende sector.
Wat je leest in dit artikel
Dr. Ruud van der Horst is lector Vakmanschap Forensische Zorg bij Hogeschool Rotterdam en adviseert forensische zorg- en onderwijsinstellingen bij vakmanschapsvraagstukken. Hij studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde daar met zijn onderzoek Network effects on treatment results in a closed forensic psychiatric setting. Vervolgens werkte hij als onderzoeker voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid op het domein van forensische zorg én was hij werkzaam als wetenschappelijk adviseur bij het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie. Nu houdt hij zich bezig met het opzetten van specifieke opleidingen in de forensische zorg en het verrichten van onderzoek dat bijdraagt aan de kwaliteitsverbetering en innovatie van het werkveld.
Van der Horst vertelt: “Vijfentwintig jaar geleden begon mijn avontuur in de forensische zorg; ik werkte toen als sociotherapeut in een tbs-kliniek. Wat me opviel was dat er best gevoelsmatig en intuïtief vorm werd gegeven aan het afdelingsleven en het aantal behandelinterventies bij patiënten beperkt waren, terwijl tbs zo’n heftig instrument is. Ik verbaasde me daarover en vroeg me af: is er geen ruimte om dat meer methodisch en met een wetenschappelijke onderbouwing aan te pakken, bijvoorbeeld door zorg in te richten die beter aansluit bij behandeldoelen?”.
Daar komt het belang van onderzoek om de hoek kijken. Om de werkpraktijk meer evidencebased vorm te geven, moet eerst een kennisbasis worden opgebouwd. Vervolgens moet die kennisbasis zijn weg naar de werkvloer vinden. Dat is uitdagend en kost tijd. Van der Horst: “Wat onderzoek oplevert is kennis. Maar hoe komt die kennis op de werkvloer en krijg je deze toepasbaar? Dat vraagt om een vertaalslag waar vaak nog te lichtzinnig over wordt gedacht. Zou het niet mooi zijn als je in het initiële opleiden (toekomstige) professionals al leert hoe je kennis toepasbaar maakt?”
Van der Horst zag veel mogelijkheden voor verbetering in de forensische zorg. Hij wilde een forensische leerlijn opzetten met e-learningmodules waarin relevante kennis vanuit didactische inzichten wordt aangeboden.
Het forensische zorgveld voelt noodzaak en verantwoordelijkheid voor het bijscholen van professionals, omdat er geen initiële opleidingen zijn. Binnen social work of verpleegkunde is weinig ruimte voor specifieke forensische zorgkennis in het curriculum. Toekomstige professionals zijn hierdoor onvoldoende voorbereid op het werkveld. Van der Horst wil daarin verandering brengen. Met de ontwikkeling van forensisch zorgonderwijs op associate degree én masterniveau wordt tegemoetgekomen aan een doorlopende leerlijn van specialistische scholing voor het veld.
Van der Horst: “De forensische zorg is de Champions League van de zorg. Dit vraagt om hooggekwalificeerd personeel. Vaak is de basiskennis er wel, maar schiet die op de werkvloer tekort. Ik hoop met de nieuwe opleiding op associate degree-niveau en de master die ik nu opzet een doorlopende leerlijn mét carrièreperspectief te creëren: een opleiding voor een grote groep professionals die wetenschappelijke inzichten kunnen vertalen naar de werkvloer en een brug vormen tussen uitvoerende professionals en behandelaren. Zo wordt wetenschappelijke kennis operationeel.”
Het is een uitdaging om de theorie concreet te vertalen naar de praktijk. Als je een opleiding volgt, kies je doorgaans voor wetenschappelijk óf praktijkgericht onderwijs, maar de verbinding met het werkveld ontbreekt tot op bepaalde hoogte in beide opleidingsvormen. De forensische zorg is daarvan een voorbeeld.
Van der Horst legt uit: “Idealiter voeden beide onderwijsvormen elkaar. Maar nu zie je dat onderzoek op wetenschappelijk niveau vaak in de kast blijft liggen en dat ook praktijkgericht onderzoek tekortschiet in het beroepsveld. Het vertalen van theoretisch georiënteerde kennis naar praktijkgericht handelen is een uitdaging, want daarvoor heb je hoogopgeleide specialistische professionals nodig die dicht tegen de werkvloer opereren. In de forensische zorg ontbreekt het momenteel aan professionals met deze specialisatie. De master Forensische Zorg Specialist gaat hieraan tegemoetkomen.”.
Als er in Nederland een nieuwe praktijkgerichte opleiding wordt opgezet, komt dat initiatief nog vaak vanuit de hogeschool. De verbinding met het werkveld moet dan actief worden gezocht.
Van der Horst pleit voor een andere wisselwerking: “Het werkveld is cruciaal bij het vaststellen van behoeften aan nieuwe opleidingen. Vanuit hogescholen moet hiervan onderwijs worden gemaakt. Hier ligt de kracht van opleidingsinstituten. Voor het opzetten van specifiek onderwijs voor de forensische zorg wordt gebruikgemaakt van een leerdoelendocument die door het werkveld is opgezet en gebruikt wordt als blauwdruk voor de nieuwe opleidingen. Eigenlijk zou je vanuit het werkveld moeten vragen: welke competenties moet iemand hebben om dit beroep goed te kunnen uitvoeren? Dat zou richtinggevend moeten zijn voor het opzetten van nieuwe opleidingen en de insteek van onderzoek.”.
Onderwijs en onderzoek zijn onlosmakelijk met elkaar verweven. Dat beaamt ook Van der Horst: “Onderwijs moet gebaseerd zijn op kennis en inzichten, en die verkrijg je door onderzoek. Binnen het forensische zorgveld heeft onderzoek de afgelopen jaren een vlucht genomen, wat heeft gezorgd voor een goede kennisbasis. Binnen mijn lectoraat is het opzetten van specialistische opleidingen (naast het verrichten van onderzoek) een primaire focus geweest. Onderzoek is een middel om opleidingen vorm te geven, maar hoeft niet altijd een doel op zich te zijn. Soms is de benodigde kennis al aanwezig; dan kun je beter kijken naar wat er nog moet worden verbeterd in het werkveld.”.
Van der Horst hoopt bovendien dat het hiërarchische verschil tussen opleidings- en onderzoeksvormen ooit verdwijnt: “Wetenschappelijk onderwijs en onderzoek is niet beter dan praktijkgericht onderwijs en onderzoek; het is anders. Financieel én positioneel genieten universiteiten echter van meer voordelen. Dat is jammer. Praktijkgericht onderzoek en onderwijs hebben namelijk een cruciale functie binnen onze maatschappij. Denk aan verduurzaming en uitdagingen in de zorg. Daarvoor heb je praktijkgerichte professionals nodig. Met alleen wetenschappelijk onderwijs en onderzoek kom je er niet.”
Ruud van der Horst publiceerde eerder een boek over zijn lectorale rede. Hierin schrijft hij over vakmanschap, de opleidingen en het onderzoek binnen zijn lectoraat.