Hoofd, schouders, knie en TAAL Hoe geven we het taalonderwijs aan jonge kinderen meer body?
Start:
Eind:
Het dalende taalniveau van kinderen is een uitdaging voor het Nederlandse onderwijs. Onderbouwleerkrachten missen het bredere perspectief op wat kinderen nodig hebben om de taal goed onder de knie te krijgen. Ook groeien steeds meer jonge kinderen op in een omgeving met weinig groen, terwijl tijd spenderen in de natuur een verbazingwekkend positief effect op hun taalontwikkeling heeft. Wij stellen Jannette Prins vijf vragen over dit onderwerp; zij is onderzoeker bij het lectoraat Natuur en Ontwikkeling van de Hogeschool Leiden en de Thomas More Hogeschool Rotterdam.
“Die rol is nog veel groter dan we in eerste instantie dachten. Uit onze studie blijkt dat de kinderen in een groene omgeving meer taaluitingen hebben en meer verschillende woorden gebruiken. Ze benoemen vaker wat ze zien en waarmee ze spelen. Ze hebben meer fysieke interactie met hun omgeving waaraan ook weer meer taal te pas komt. Daarnaast is de taal die ze gebruiken van hogere kwaliteit. Zo onderhandelen ze meer met vriendjes en vriendinnetjes en gebruiken ze diverse taaluitingen voor hun ‘spel’. Een ‘stok’ is bijvoorbeeld ook een ‘tak’, die ze voor een ‘steen’ met elkaar ruilen.”
In het onderzoek genaamd Hoofd, schouders, knie en TAAL wil het lectoraat Natuur en Ontwikkeling van Hogeschool Leiden en Thomas More Hogeschool inzicht krijgen in het belang van natuur voor de ontwikkeling van kinderen. De studie is gericht op peuters van twee en drie jaar en kleuters tussen de vier en zeven jaar, en vindt plaats in samenwerking met basis- en voorscholen in de regio Rotterdam. Jannette Prins is hoofdonderzoeker en promovenda en werkt voor twee hogescholen: Thomas More Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Leiden als docent-onderzoeker. Zij onderzocht het verband tussen tijd in de natuur spenderen en taalontwikkeling bij kinderen. Zij ontdekte dat kinderen die in de natuur spelen méér en kwalitatief betere taal gebruiken dan kinderen die spelen in een stedelijke omgeving. Ook heeft tijd spenderen in de natuur een golfeffect op andere facetten van de ontwikkeling van kinderen. Interessante inzichten om het onderwijs mee te verbeteren.
Jannette vervolgt: “Dan heb je nog het effect van de natuur op stressreductie en concentratie. In de natuur heb je meer aandacht voor wat je om je heen ziet en ben je meer op je gemak. Dus is de kans groter dat je de dingen die je ervaart in je omgeving verbindt aan een woord. Ook houd je door de diversiteit van de natuur beter je aandacht vast. Geluid of lawaai klinkt minder overheersend dan in een betonnen omgeving. Hierdoor hebben kinderen een betere concentratie.”
“Het is een combinatie van verschillende factoren. Lijfelijkheid speelt bijvoorbeeld ook een grote rol. Kinderen hebben namelijk interactie met de natuur: ze ontdekken met hun lijf. Ze rapen een takje op, spelen met diertjes, stampen in een plas water, lopen op een hobbelige ondergrond, voelen aan de bladeren. Zo wordt kennis beschikbaar voor hun brein en daaraan geven ze woorden. Naast interessante ervaringen heb je voor taal natuurlijk mensen nodig; tegen wie moet je anders iets vertellen? Interactie met anderen blijft dus de basis voor de taalontwikkeling van kinderen. Ergens achteraf op een boerderij opgroeien, kan deze ontwikkeling dus ook juist schaden, hoewel je bent omgeven door natuur. Zo geldt ook, vooral voor heel jonge kinderen, dat je taal niet alleen vanaf een scherm kunt leren. Anders ontbreekt de benodigde interactie.”
Het onderzoek: Het onderzoeksteam liet kinderen tien minuten in een natuurrijke én tien minuten in een grijze omgeving spelen. De kinderen kregen een vestje aan met een audiorecorder. Ook werd hun spel vastgelegd met een videorecorder, om te zien waarvoor ze de woorden gebruikten en om slecht opgenomen woorden te verifiëren.
“In steden heb je überhaupt minder natuur. En er zijn meer klassieke schoolpleinen met veel stenen en met kunstmatige materialen die weinig van elkaar verschillen. Plastic voelt veelal hetzelfde. De stoeptegels liggen allemaal op gelijke hoogte. Het ijzer van het klimrek levert overal dezelfde huidsensatie op. Er is dus minder interactie tussen kinderen en hun omgeving, en er komt minder of eentoniger taalgebruik bij kijken.”
“Kinderen die opgroeien in armoede krijgen vaak te maken met ‘gestapelde achterstand’. Dat zie je veel terug in Rotterdam en Amsterdam: grote steden met weinig groen. De huizen die zijn omgeven door groen, zijn ook vaak duurder, waardoor die voor financieel kwetsbare kinderen weinig toegankelijk zijn. Zo is de stapel compleet: armoede, geen natuur en weinig ruimte om eropuit te gaan. Door tijd in de natuur te spenderen, kunnen deze kinderen de achterstand die ze buiten de schoolmuren opdoen deels inhalen binnen schooltijd. Zo vergroot je hun kansen in de samenleving. Daarnaast vertonen kinderen in de natuur ander gedrag. Sommige leerkrachten signaleren dat bijvoorbeeld de drukke kinderen juist rustiger zijn in het park of bos; het positieve effect van de natuur helpt bij de symptomen van AD(H)D. In de klas worden deze kinderen nog vaak weggezet als vervelend en aanwezig, buiten schat de leerkracht ze anders in. Dit heeft weer effect op allerlei schoolresultaten in de toekomst.”
“Kijk als school waar je meer natuur aan de schooltijd van kinderen kunt toevoegen. De meerwaarde van een wipkip is nihil in vergelijking met een groen speelbosje. Toch hoef je niet meteen een groen schoolplein te hebben. Tijd spenderen in een park in de buurt werpt ook al vruchten af. Beperk je horizon van een veilige pedagogische omgeving niet alleen tot de muren van een klaslokaal en de relatie tussen leerkracht en kind. Neem de fysieke omgeving nét zo serieus. Binnen leren kinderen lesstof; buiten leren ze over groeien, bloeien, doorgaan, de cyclus van het leven, en allerlei andere waardevolle levensvaardigheden. Ook is het belangrijk dat een leraar de lessen en de tijd in de buitenlucht opbouwt. Dit is namelijk een nieuwe situatie waarin je je pedagogische vaardigheden moet ontwikkelen. Zie de natuur als een co-teacher. In een lokaal is er tijdens de lessen alleen interactie tussen leerkracht en kind. Buiten is dit heel anders: daar speelt de natuur een even grote rol. Wees je bewust van die verhoudingen en geef kinderen de ruimte om te ontdekken.”