Sommigen plakken zich vast aan de snelweg, omdat ze zich druk maken over het klimaat. Anderen zijn er totaal niet mee bezig. Hoe kan er zo’n verschil zijn? We lijken het als samenleving niet eens te worden over de noodzaak om iets te doen aan de klimaatcrisis. Iedereen weet wel dat er iets moet veranderen, maar concrete acties zijn voor velen nog een ver-van-mijn-bedshow. Hoe brengen we daar verandering in? Oftewel: hoe verander je het collectieve denken daarover?
Dr. Reint Jan Renes, gedragswetenschapper en lector aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), deed er onderzoek naar en won er in 2023 de Deltapremie mee. In dit artikel vertelt hij erover.
Wat je leest in dit artikel
Gedragswetenschapper en lector Reint Jan Renes (HvA) deed onderzoek naar de gedragspsychologie achter het maken van keuzes voor duurzaamheid. Hij won er de prestigieuze Deltapremie mee (2023). Zijn nieuwste onderzoek focust zich op een specifieke groep: de rijkste 10 procent van Nederland. Want om verandering te bewerkstelligen, moet je het denken veranderen.
Over het onderzoek
Reint Jan Renes onderzoekt hoe mensen tot duurzaam gedrag komen: gedrag waarmee ze het milieu niet of zo min mogelijk belasten. Zijn onderzoek won in 2023 de Deltapremie. Met die opbrengst kan hij zijn onderzoek uitbreiden en voortzetten. Hij richt zich nu op de rijkste 10 procent van Nederland: de groep die het meeste uitstoot en de meeste impact heeft.
Reint Jan Renes is gedragswetenschapper en lector Psychologie voor een Duurzame Stad aan de HvA. Hij houdt zich al sinds 1989 bezig met onderzoek naar menselijk gedrag. Hij studeerde psychologie aan de Universiteit Utrecht en promoveerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarna kwam hij bij Wageningen Universiteit terecht; daar raakte hij steeds meer geïnteresseerd in het klimaatvraagstuk.
Renes: “Mijn passie voor psychologie begon met de vraag: wat drijft mensen? Waarom gedragen sommigen zich op een manier die goed is voor de samenleving en waarom doen anderen dat niet? Tijdens de coronacrisis werkte ik tijdelijk bij het RIVM, waar de noodzaak van collectieve actie nog scherper werd. Bij terugkeer op het lectoraat trok ik deze inzichten door; nu onderzoeken we die in het licht van thema’s als voeding, circulaire economie en vergroening.”
In 2019 kreeg Renes in Amsterdam de kans om zich volledig te richten op het onderzoek naar het versnellen van de transitie naar duurzaamheid. Dat werd beloond met de Deltapremie: hij won 500.000 euro om zijn onderzoek voort te zetten.
Renes: “Met het geld van de Deltapremie kunnen we ons onderzoek voortzetten en uitbreiden. We focussen ons nu op de rijkste 10 procent van Nederland. Uit onderzoek blijkt namelijk dat die de kleinste groep vormt, maar wel het meeste CO2 uitstoot. We onderzoeken wat deze groep drijft om bepaalde keuzes te maken. Dat deden we eerst door literatuuronderzoek en daarna door een veldstudie.”
Renes’ onderzoek focust zich momenteel op de uitdrukking noblesse oblige (adel verplicht; talent verplicht tot goede prestaties): het idee dat rijke mensen een bepaalde verantwoordelijkheid hebben naar de maatschappij. Privileges gaan gepaard met de plicht om bij te dragen aan de samenleving en het goede voorbeeld te geven.
Renes: “Dankzij de Deltapremie konden we ons project noblesse oblige opstarten. We richten ons vaak op groepen met lagere inkomens, maar vergeten soms dat een substantiële uitstoot afkomstig is van de hogere-inkomensgroepen. Die vliegen vaker, hebben grotere woningen en consumeren meer. Meer dan de helft van de uitstoot is daarvan afkomstig. Ze genieten van een overvloedig leven, maar de kosten daarvan worden door de hele samenleving gedragen. Sterker nog: mensen met weinig geld worden het meest geraakt door de klimaatverandering (hittestress, tochtige huizen, minder weerbaarheid tegen crises).
De rijkere groepen hebben de middelen om te verduurzamen. Maar ze doen dat vaak niet; we onderzoeken nu wat ze weerhoudt om in actie te komen, want ze zouden wel een grote impact kunnen hebben: zij bevinden zich namelijk in een positie om veranderingen te realiseren. Daarom zeggen we ‘adel verplicht’ – als een groep grotendeels verantwoordelijk is voor een groot maatschappelijk probleem en het vermogen bezit om dit te veranderen, wat houdt ze dan tegen?”
Na uitgebreid literatuuronderzoek werd door middel van vragenlijsten onderzocht hoe deze mensen naar hun eigen duurzame gedrag keken. Dit helpt bij het ontwikkelen van interventies om ze te betrekken bij duurzame verandering. Renes: “Wat opviel was dat ze niet doorhebben hoe ongewoon hun eigen gedrag is. Ze denken vaak dat álle mensen veel vliegen en consumeren, maar er zijn aanzienlijke verschillen. Ze overschatten hun eigen klimaatbewuste gedrag en onderschatten hun impact.”
Maar hoe verander je zulke denkwijzen? Een onderdeel van het onderzoek betreft de vraag hoe je gesprekken over duurzaamheid op gang brengt. Want als mensen over iets praten, krijgen ze andere inzichten. Dat noemen we conversation starters, aldus Renes: “Vaak vinden mensen het niet makkelijk om te laten zien dat ze bezig zijn met verduurzaming. Ze zetten niet zomaar een bord in de tuin waarop staat: Ik ben mijn huis aan het verduurzamen. Maar als je ze ernaar vraagt, vinden ze het prima om erover te praten. Het werkt vaak beter om oprechte interesse te tonen in wat mensen drijft, in plaats van meningen en regels door te drukken.”
Aankomende zomer gaan medewerkers van het lectoraat naar festival Lowlands om er veldonderzoek te doen. Ze willen daar beter inzicht krijgen in wat gesprekken op gang brengt.
Renes: “Festivals zijn eigenlijk ministeden met eigen inwoners en leefregels. In zekere zin reflecteren ze ook de maatschappij: bezoekers zijn zich vaak wel bewust van hun ecologische impact, maar praten er zelden over met elkaar. We willen ze komende zomer op een speelse manier aanmoedigen om er wél over in gesprek te gaan. Hopelijk brengen we dan een verandering op gang.”
Een bevinding uit ander onderzoek is dat je ongeveer 20 tot 30 procent van de samenleving nodig hebt om een nieuwe maatschappelijke norm te stellen. Renes ziet daarin parallellen met eerdere maatschappelijke veranderingen; denk aan het rookverbod en de zwartepietendiscussie.
Renes: “We moeten klimaatbewust gedrag normaliseren. Door erover te praten en de kritische massa in beweging te krijgen, volgt de rest vanzelf. Een voorbeeld: vroeger was het normaal om te roken in treincoupés en restaurants – nu niet meer. We richten ons bewust op het activeren van invloedrijke groepen die zo’n grote verandering kunnen bewerkstelligen.”
Met zijn onderzoek en bevlogen aanpak zet Renes zich in voor een duurzame toekomst. Zijn team is bovendien missiegedreven.
Hij besluit: “We willen echt iets toevoegen aan de transitie. Dat vraagt om een kwetsbare opstelling, die ook tot veel kritiek kan leiden. Maar we proberen te begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. Zo’n grote verandering is vaak spannend, maar we willen het denken veranderen en laten zien dat het ook prettig kan zijn om je in te zetten voor het klimaat. Dat is namelijk hard nodig.”
Meer weten? Lees hier een korte samenvatting van het onderzoek.
Om de opwarming van de aarde onder de 1,5 graden te houden en ernstige gevolgen van klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen, moeten we naar nul uitstoot in 2050 (Net Zero). Welvarenden kunnen hierin een sleutelrol vervullen. Mensen met een hoge sociaaleconomische positie (SEP) consumeren namelijk relatief veel en hebben een grote ecologische voetafdruk. Daarnaast heeft de hoge SEP groep grote invloed op de voetafdruk van anderen via hun sociale netwerk en financiële middelen, ook wel de ‘handafdruk’ genoemd. Aansturen op minder consumptie en veranderen van de sociale norm ten aanzien van duurzame keuzes, met name bij én door mensen met een hoge SEP, is tot dusverre nog relatief onderbelicht in onderzoek, beleid en uitvoering. In dit rapport delen we de resultaten van de 55 vragen die we deelnemers hebben gesteld verdeeld over vijf thema's: 1. Zorgen over klimaatverandering; 2. Percepties van rol(len); 3. Huidig gedrag, descriptieve norm, samenlevingsnorm; 4. Veranderbereidheid - vrijwillig en via regulerend beleid; 5. Kennis van klimaatimpact van gedrag.