In Nederland wordt op grote schaal gebruikgemaakt van bestrijdingsmiddelen. Tegelijkertijd nemen de zorgen over de mogelijke schadelijke effecten voor de biodiversiteit en de volksgezondheid toe. Omdat het zeer lastig is om de verspreiding van deze middelen te meten, zijn onderzoekers op zoek naar nieuwe manieren om dit te doen. In het onderzoek ‘Meet de Mees - de koolmees als biomonitoring tool voor de verspreiding van bestrijdingsmiddelen’ maakt lector Peter Lindenburg van Hogeschool Leiden gebruik van de koolmees. Een bijzonder biomonitoring tool om mogelijke aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op te sporen.
Wat je leest in dit artikel
Onderzoeker en lector Analytical Biosciences Peter Lindenburg vertelt over het onderzoek Meet de Mees. Het is belangrijk om een goed beeld te krijgen van hoe bestrijdingsmiddelen verspreid zijn in Nederland. Daarom wordt nu de koolmees gebruikt als biomonitoring. Het doel is om duizend koolmezen te verzamelen en te meten, zodat de verspreiding van bestrijdingsmiddelen in Nederland duidelijk in kaart gebracht kan worden.
Over het onderzoek
Meet de Mees moet de verspreiding van bestrijdingsmiddelen in Nederland duidelijk in kaart brengen. Dit wordt gedaan door het meten van de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen in de niet uitgekomen eitjes of dode jongen van koolmezen die na het broedseizoen achterblijven in het nest. Omdat de koolmees overal in Nederland voorkomt, is deze vogel zeer geschikt voor biomonitoring van bestrijdingsmiddelen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoeksgroep Analytical Biosciences van het Leiden Centre for Appplied Bioscience van Hogeschool Leiden in samenwerking met verschillende partners. Omdat het praktijkgericht onderzoek in het publieke domein is, heeft Meet de Mees een RAAK-publiek subsidie gekregen van Regieorgaan SIA.
Peter Lindenburg vertelt over de aanleiding voor dit onderzoek: “In Nederland worden veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. Regelmatig wordt op verschillende nieuwsplatforms zorgen geuit over de onduidelijkheid rondom de gevolgen voor de biodiversiteit en onze gezondheid. Om dit te kunnen onderzoeken moet in kaart worden gebracht waar welke bestrijdingsmiddelen aanwezig zijn. Dat gaan we doen met behulp van de koolmees.”
Het in kaart brengen van bestrijdingsmiddelen is volgens Lindenburg complex en vaak duur. Daarom ging hij op zoek naar een nieuwe methode. “Eerder deden we onderzoek naar het verboden bestrijdingsmiddel DDT. We wilden testen of dat nog in Nederland voorkwam; dat deden we met de eitjes van de boerenzwaluw. Uit dat onderzoek bleek dat de stof nog aanwezig was in ons land en dat we dat via deze vogel nauwkeurig konden meten.”
Zo kwam Lindenburg op het idee om de landelijke verspreiding van bestrijdingsmiddelen te meten via een andere, veel algemenere vogel: de koolmees. “De koolmees eet insecten die planten eten waarop mogelijk bestrijdingsmiddelen zitten; zo kunnen die middelen ook in de koolmezen, hun eieren en hun jongen terechtkomen.”
Maar waarom de koolmees en geen andere vogel? Volgens Peter Lindenburg was dat een logische keuze: “De koolmees broedt overal: in tuinen, agrarische gebieden en de natuur. Dat is cruciaal om een compleet beeld te krijgen van de bestrijdingsmiddelen in onze leefomgeving. Daarnaast is de koolmees een van de best onderzochte vogels in Nederland. We weten bijvoorbeeld dat een koolmees tijdens het broedseizoen ongeveer 30 meter rondom het nest eten voor de jongen verzamelt. Dat maakt hem zo geschikt om precies te bepalen welke bestrijdingsmiddelen op een locatie aanwezig zijn.”
Voor het onderzoek gebruikt Lindenburg jonge koolmezen die in het nest zijn overleden en eieren die niet zijn uitgekomen. Deze kunnen na afloop van het broedseizoen makkelijk worden verzameld uit nestkasten.
Een van de trotse partners van dit onderzoek is Vogelbescherming Nederland. “Door het verzamelen van de data hoop ik partners zoals Vogelbescherming Nederland te helpen. Met de data geven wij ze handvatten om verandering door te zetten.”
Ook de gemeente Leiden is een partner: inzicht verkrijgen in de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen is van groot belang voor die gemeente. Een gezonde leefomgeving creëren voor de bewoners is een cruciaal doel, waarbij de data uit het onderzoek kunnen helpen.
Studenten leveren een grote bijdrage aan het onderzoek. Lindenburg merkt dat veel studenten enthousiast zijn. “Het is natuurlijk een maatschappelijk relevant thema; het gaat over duurzaamheid en onze leefomgeving. Dat leeft onder studenten. De Universiteit Leiden, Hogeschool Leiden én mboRijnland bundelen hun krachten binnen dit onderzoek. Binnen de onderzoeksgroep Analytical Biosciences werken hbo’ers aan het ontwikkelen en valideren van de meetmethodes en mbo’ers aan het routinematig toepassen ervan. Masterstudenten van de universiteit gaan meehelpen met het interpreteren van de resultaten.”
Lindenburg hoopt dat de resultaten van zijn onderzoek effect hebben, bijvoorbeeld op het gebruik van verboden bestrijdingsmiddelen. “Het gebeurt regelmatig dat een bestrijdingsmiddel plots wordt verboden. Boeren zijn hiervan vaak goed op de hoogte, omdat zij professionals zijn. Particulieren weten dit vaak echter niet. Zij hebben jaren geleden een middel gekocht, gebruiken dat nu nog, en zijn zich niet bewust van de schadelijkheid ervan. ”
Als deze bestrijdingsmiddelen aangetoond worden, hoopt Lindenburg nog een stapje verder te gaan. “Stel: we ontdekken dat er in een gebied veel verboden bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Dan hebben we de mogelijkheid om er iets aan te doen.” Lindenburg noemt als voorbeeld een inzamelingsactie waarbij particulieren hun verboden bestrijdingsmiddelen mogen inleveren bij de gemeente.
Lindenburg: “Het gaat in ons onderzoek om bewustwording. We moeten ons realiseren dat de koolmees en wij dezelfde leefomgeving delen. Als wij bestrijdingsmiddelen in koolmezen vinden betekent dat ook iets voor ons en dus aan dezelfde bestrijdingsmiddelen worden blootgesteld.”
“Nu uit onze pilotdata blijkt dat we via koolmezen bestrijdingsmiddelen kunnen vinden, gaan we verder met het onderzoek. Met de subsidie van Regieorgaan SIA kunnen we nu van start gaan. Ons doel is om zo veel mogelijk koolmezen te verzamelen, te analyseren en data te visualiseren. Zo kunnen we een uitgebreid en overzichtelijk beeld krijgen van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in Nederland.”
Het onderzoek is begin september van start gegaan en heeft een looptijd van twee jaar. Dit is volgens Lindenburg een reële tijd om duizend koolmezen te verzamelen. “Het doel is om zo veel mogelijk koolmezen te krijgen. We gaan voor duizend, maar het mogen er van mij ook tienduizend zijn.”
Heb jij een nestkast met koolmezen in je tuin en wil je meehelpen met het onderzoek?
Stuur ons een mail en ontvang meer informatie over hoe je kunt helpen